Notes: |
-Personne | Jacques was buitenpoorter van de stad Kortrijk van 1705 tot 1720. Het poorterschap was er in eerste instantie voor een stadsbewoner die hiermee kon genieten van bepaalde voorrechten: - Bekleden van stedelijke ambten. - Enkel onderworpen aan de rechtspraak van zijn stad. - Rechtsbijstand van zijn schepenen. - Immuniteit tegen inbeslagname van zijn goederen. - Exclusief recht om bepaalde beroepen (poortersneringen) uit te oefenen. - Vrijstelling van het recht op het beste kateel. (beste onroerend goed of vee dat de heer mocht opeisen uit een nalatenschap) - Toezicht op het beheer van de weesgoederen door de weeskamer van de stad.
Ook niet- stedelingen konden poorter worden: Dit noemde men Buitenpoorterij. - Wanneer een poorter buiten de stad ging wonen bleef hij poorter. - Iemand die binnen de kasselrij woont kan dit Poorterschap bekomen. Jacobus Pieters overlijdt in Ruiselede op 15 december 1728 op 64 jarige leeftijd. Hij laat 1 meerderjarige zoon na: Judocus (Joost), meerderjarig door huwelijk (meerderjarigheid bekwam men pas aan de leeftijd van 25 jaar of door het huwelijk). Maar ook nog 5 minderjarige kinderen: Franciscus Marie Elisabeth Livinus Petronella Francesca Anne Marie. Na het overlijden van één van de ouders moest de langstlevende binnen de 6 weken aan de weeskamer (of schepenbank) het verzoek richten om een voogd te benoemen. De voogden werden bij voorkeur onder de naaste, mannelijke bloedverwanten van de minderjarige kinderen gezocht. In de praktijk was dit de grootvader, broer of oom van de wezen. Daar de ouderlijke macht moest uitgeoefend worden door beide ouders eindigde deze macht bij het overlijden van de eerststervende. Vanaf dit ogenblik moest de langstlevende (houder of houderigge genoemd) wel de kinderen onderhouden en opvoeden, maar het beheer van de goederen ging naar de voogd. De houder ontving wel de opbrengst van de goederen. Hij moest geen verantwoording afleggen over zijn beheer zoals de voogd, maar moest wel de goederen integraal nalaten aan zijn kinderen als ze meerderjarig werden. Vooraleer tot het voogdijbestuur over e gaan moest de voogd een nauwkeurige beschrijving van het vermogen van de minderjarige meedelen. Deze boedelbeschrijving (staat van goed) werd door de costumen (gewoonten, gebruiken) geëist binnen een tamelijk korte tijd na de eedaflegging (27 dagen in Kortrijk) Bovenaan de staat van goed vinden we de namen van de aflijvige door wiens overlijden de voogdij openviel, met aanduiding van de dag van zijn overlijden, ook de naam van de persoon die de inventaris indient, deze van de voogden, van de schepenen die de staat ontvangen, dan de namen en de leeftijd van de betrokken minderjarigen. |
| | -Relation | Ook in Ruiselede heeft hij te kampen met oorlogsperikelen: Van 1701 tot 1714 woedt de Spaanse successieoorlog, met als inzet de verdeling van de erfenis van de kinderloos gestorven Spaanse koning Karel II, de laatste Spaanse Habsburger. Omdat er geen opvolging was probeerde de Franse koning zijn rechten te doen gelden. Uit vrees voor een Frans-Spaanse overmacht sloten Engelsen, Nederlanders, Oostenrijkse Habsburgers en Pruisen een bondgenootschap. Door de nederlaag van de Fransen kwam Vlaanderen onder Oostenrijks bestuur. Jacobus is zeven maal opgeroepen om met paard en kar te helpen als pionier. Na hun huwelijk nemen zij hun intrek in een boerderij in Uitbergen (Dendermonde) welke ze reeds terug verkopen op 26/3/1699 voor 1700 gulden courant. In de verkoopakte staan gronden gelegen in de parochie van Uitbergen en Overmere, en de barronie van Laerne in het land van Dendermonde. De hoeve is wel belast met "eene besette rente van acht ponden groten tsiars de penyng twintich". Maar reeds op 23/1/1699 hebben zij een andere hoeve met gronden gekocht in de gemeente Ruiselede, Waterwalstraat. De akte vermeldt: Op 23 Januari 1699 verkochten de hoirs (erfgenamen) van Guilliaem De Mey voor 55 ponden de volgende goederen onder Ter Vlacht (=molen) aan Jacobus Pieters: - Een half bunder vervallen hofstede en huis bij Ter Vlacht Meulene (1bunder=1,4 ha). - Een half bunder land. - Twee partijen land zijnde 4 gemeten groot (1 gemet = 25 m²) Onder de graaf van Vlaanderen gelegen: - Een partij land van 3,5 gemet. - Twee partijen land, zijnde 1 bunder groot. - Een partij van 100 roeden. Deze gronden zijn belast met 1 blancke (= 5 deniers) per jaar ten voordele der kerk van Ruiselede.
(Rijksarchief Gent - Algemeen familiefonds nr. 305 en 306) De reden waarom hij de boerderij in Uitbergen verkoopt om naar het voor die tijd verre Ruiselede te verhuizen zal waarschijnlijk voor altijd een raadsel blijven. Hoogstwaarschijnlijk was het een vlucht voor het oorlogsgeweld. In de streek van Dendermonde wordt er gevochten tussen Spanje en Frankrijk met Vlaanderen als inzet. Deze oorlog staat bekend als "La Guerre de Flandre". Vlaanderen was onder Spaans bewind. De eerste Franse invasietroepen vielen binnen op 18 mei 1667. In 4 maanden tijd veroverden ze gans Oost-Vlaanderen tot aan Gent. In 1668 wordt de vrede van Aix-la-Chapelle (Aachen) getekend, en het veroverde gebied wordt aan Frankrijk toegekend. Deze vrede is van korte duur: In 1673 begint de ellende opnieuw. Lodewijk XiV wil ook de stad Gent aan zijn rijk toevoegen. Aan het hoofd van zijn troepen stelt hij de hertog van Humières aan, en gaf hem de opdracht om het veroverde gebied (tussen Gent en Dendermonde) systematisch te verwoesten: Geen huis, geen boom noch gewas mocht blijven rechtstaan, en de bevolking was ’afgeschreven’. De streek moest leeggehaald worden zodat niemand er nog iets aan had. Tot 1712 zouden de generaal en zijn opvolgers deze vernieling volhouden. De meeste hoeven vervielen in puin, en driekwart van de bevolking kwam om. La Guerre de Flandre eindigde in 1713 met een nederlaag voor Frankrijk, maar nog is alle ellende niet voorbij! Ruiselede was geen onbekende, want er woonde daar reeds familie. Zie #20786. Voorlopig nog geen gegevens gevonden die het mogelijk maken om hen te koppelen. |
|