Benoit, Joannes
SexeMasculin
Âge75
lun 31 mars 1834 à Deerlijk
Décédélun 24 jan 1910 à Kortrijk
Inhumé
PèreBenoit, Josephus Franciscus
MèreDecostere, Rosalie Francisca
  
Soeur Theresia (1)
Frère Carolus
Frère Petrus Joseph
Soeur Rosalie
Soeur Barbara
Frère Leo (7)
Soeur Coleta
Soeur Ursula
Notes:
-PersonneHistorische schets
Jozef Van Dale werd in 1716 in Kortrijk geboren als zoon van de welstellende textielhandelaar Jan-Baptist Van Dale (+ 1735) en diens vrouw Marie-Theresia Causse (+1735). Hij studeerde aan het college van de jezuïeten in Kortrijk met de intentie om later priester te worden. Op zijn vijftiende werd hij echter ingeschakeld in de handelszaak van zijn vader waar hij na diens dood de leiding overnam. Getroffen door de slechte leefsituatie en de ongeletterdheid van vele armen in zijn geboortestad, vatte Jozef Van Dale eind jaren 1740 het plan op om een armenschool te stichten. Met steun van twee jonge medestanders opende hij in 1749 op de Botermarkt een zondagsschool, gefinancierd door de opbrengsten van de textielhandel. Hoewel succesvol als handelaar en onderwijzer in de zondagsschool, koos Jozef Van Dale in 1753 toch voor het priesterbestaan. Hij liet de zaak over aan zijn zus Joanna en haar man Jan-Baptiste de Béthune. Zelf startte hij op 37-jarige leeftijd zijn priesterstudies in Douai en later in Doornik. In 1757 werd hij priester gewijd. Hij ging aan de slag als biechtvader en predikte sermoenen en volksmissies in Kortrijk en de omliggende dorpen. Van Dale bleef bekommerd om het armenonderwijs. Om het werk van zijn medestanders in de zondagsschool te verankeren, dacht hij er aan een gemeenschap van broeders te stichten, toegewijd aan het volksonderwijs en de zorg voor behoeftige zieken. Zonder veel moeite verkreeg hij hiervoor toestemming van de bisschop van Doornik en het stadsbestuur van Kortrijk. In 1761 betrok hij met twee medebroeders, Petrus Kesteloot en Jacobus Delvoye, een huis in de Buda. Ondanks vele moeilijkheden – het octrooi van de wereldlijke overheid in Wenen werd slechts in 1766 bekomen – kwam de jonge broedergemeenschap tot bloei. In 1763 kocht stichter Van Dale een huis vlakbij de parochiekerk van Sint-Martinus. Drie jaar later werd er een klooster opgetrokken met plaats voor twaalf broeders, het maximum aantal leden dat door keizerin Maria-Theresia was toegestaan. De broeders Van Dale aanvaardden vrome jongelingen van 18 tot 30 jaar, bedreven in een ambacht. Aanvankelijk werden geen geloften afgelegd en kon iedereen de gemeenschap vrij verlaten. De broeders volgden wel een gemeenschappelijke leefregel, opgesteld door Jozef Van Dale en zijn biechtvader kanunnik Van Roo op basis van de spiritualiteit van Vincentius a Paulo. Jozef Van Dale werkte ook mee aan de stichting van Joanna Amerlinck, een zustergemeenschap die zich vanaf 1768 inzette voor het onderwijs van arme meisjes in Kortrijk. De band tussen beide congregaties bleef doorheen de jaren bestaan. In de loop van de 18de eeuw gingen de Broeders van Dale ook korte tijd aan de slag in het armenonderwijs in Brugge en Gent. De eigenlijke uitbreiding van de congregatie kwam er echter pas in de tweede helft van de 19de eeuw. In 1781 stierf Jozef Van Dale. Nog in de jaren 1780 stierven zowel zijn eerste als tweede opvolger aan de gevolgen van een besmettelijke ziekte, opgedaan tijdens de verzorging van arme bedelaars in de stad. Ook de jaren 1790 brachten voor de broedergemeenschap weinig goeds. Tijdens het Franse bewind werd de armenschool gesloten en moesten de broeders – die weigerden de eed van haat aan het koningschap af te leggen – hun klooster verlaten. Ze zwierven een aantal jaar rond maar konden in 1803 dankzij de steun van weldoeners naar hun klooster terugkeren. In de 19de eeuw startten de Broeders Van Dale met volwaardig dagonderwijs. Tevens werden de eerste bijhuizen gesticht. In 1866 en 1880 gingen de broeders aan de slag in het armenonderwijs in twee Brugse parochies. In 1889 volgde een derde bijhuis in Moeskroen. In Kortrijk had de Schoolstrijd (1879-1884) intussen de nodige problemen veroorzaakt. Op laste van het liberaal stadsbestuur moesten de broeders hun school in allerijl ontruimen. Ze slaagden er in om hun activiteiten verder te zetten in huizen van weldoeners. Even later werden ook de veertien broeders uit hun klooster gezet. Ze vonden een nieuw onderkomen in de Lekkerbeetstraat. In 1885 verhuisden ze van het te krappe gebouw naar een huis op de Kring. In de Lekkerbeetstraat vestigde de congregatie het klein noviciaat. Dankzij de aangroei van het aantal broeders (ruim dertig in de jaren 1890) konden aan het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw diverse nieuwe bijhuizen worden gesticht in Menen (2 - 1893), Heule (1893), Marke (1894), Mesen (1904) en Oostende (1912). Vaak waren de bijhuizen verbonden aan een onderwijsinstelling, maar de broeders bleven ook actief in de zorgsector. Eveneens ten gevolge van het stijgend aantal postulanten opende de congregatie in 1899 een studiehuis te Torhout, waar de toekomstige broeders les volgden aan de normaalschool. Het noviciaat in Kortrijk werd in 1900 verhuisd naar een gebouw in de Vandenpeerenboomlaan. De Broeders Van Dale kregen het tijdens de Eerste Wereldoorlog zwaar te verduren. Velen onder hen moesten vluchten en een aantal kloosters werd danig beschadigd. Toch konden de broeders in 1918-1919 op de meeste plaatsen hun activiteiten hernemen. In de loop van de 20ste eeuw bleven de broeders actief in het onderwijs en de zorgsector in West-Vlaanderen en het noorden van Henegouwen. Vanaf 1956 trokken er ook broeders als missionaris naar Congo en later Rwanda.
Référence758
Date31-08-2024