| -Relation | Jan werd geboren ca. 1465 en huwde met een dochter Courtens. Hij had minsters acht kinderen waarvan er nog 6 ongehuwd waren bij zijn overlijden in 1527. Hij woonde op het einde van de Kruishoutemseweg waar ook zijn leengoed was gelegen (zie kaart).
Het leen was 40 honderd lands groot d.i. 3,5 ha. Na zijn dood ging het naar Olivier, de ouste zoon. Pieter, de tweede zoon, kreeg één derde van het leen maar diende dan af te zien van zijn aandeel in de andere erfgoederen. Van de rest werd de helft verdeeld onder de zeven overige kinderen, de andere helft was voor de weduwe. De kinderen kregen dus elk één zevende van de helft, of één veertiende, van een hofstede met ca. 3 ha. grond. Uiteindelijk kreeg Olivier 3 ha., Pieter 1,2 ha. en de andere kinderen 0,44 ha.
Romeine was niet wel bij zinnen en kreeg voor haar alleen het perceel den hooghen belet. Wat later hebben de voogden dit perceel moeten verkopen want van de opbrengst kon de "voornomde schamele innocente weese niet ghealimenteert" worden. Volgens de voogden verder "zou de opbrengst wel inbrenghen jaerlycks thueren lyfve III P. Grooten waermede de voorschreven weese wel zoude moghen onderhouden wesen". De verkoop kon echter slechts doorgaan na het akkoord van de weesheren van Kortrijk. Zij waren immers de oppervoogden van alle wezen van de kasseIrij. Ze werden wel gerustgesteld door de voogden: "Want daermede zult Ulieden wel doen ende een werc van caritaten". Of er bij de verkoop iets aan de vingers bleef plakken zal het schamele kind wel niet geweten hebben.
Bronnen:
R.A.K., Wezerij, reg. 42 fO 2 voo
R.A.K., Wezerij, Losse staten bij reg. 42. |
|